Derk Sibolt Hovinga 1909–1990 (Oostwold-Oldambt) was boer en dichter. Hij raakte op het gymnasium geïnteresseerd in Groninger volksverhalen en poëzie. Hovinga studeerde enige jaren oude talen, geschiedenis en Germaanse filologie aan de Rijksuniversiteit te Groningen voor hij boer werd. Na 1966 wijdde hij zich geheel aan het dichterschap. Voor die tijd was hij al actief voor de tijdschriften Maandblad Groningen, Dörp en Stad en ’t Swieniegeltje. Hovinga was een natuurdichter, in zijn poëzie komt meestal geen mens voor, spoken en goden des te meer. Hij probeerde in zijn benadering van mythen en legenden iets te onthullen van het mysterie dat het leven is. ‘Achter de schepping zit de kosmische energie, maar dat is een mysterie, dat kun je niet doorgronden en dat mysterie zit ook in de natuur.’ Aldus de dichter in een interview met Simon van Wattum. ‘God is ook een mysterie (…) en die gedachte zit in mijn poëzie.’
Hovinga was redactielid van Dörp en Stad en ’t Swieniegeltje en schreef naast poëzie beschouwingen in deze tijdschriften en in het Maandblad Groningen en Toal en Taiken. Van zijn hand verscheen een tiental bundels. In 1982 verscheen de verzamelbundel Bloaren aan de levensboom waarvoor hij de Literaire Prijs van Stichting ’t Grunneger Bouk kreeg. [JG]
Klik hier voor een voorbeeld van een pdf op een aparte pagina.
D.S. Hovinga
© D.S. Hovingafonds